De gebrandschilderde ramen

De gebrandschilderde glas-in-lood ramen in het koor van de kerk verwijzen naar de periode waarin de Friese Nassau's prominent in Leeuwarden én in de Grote Kerk aanwezig waren.

De ramen kennen overigens geen eeuwenoude geschiedenis; we moeten terug naar 1948, het jaar waarin de restauratie van het koor uitgevoerd werd. De comfortabele situatie deed zich voor dat er na het gereedkomen van die restauratie nog een geldsom over was. Toen is besloten om daarvoor een aantal glas-in-lood ramen te laten maken ter vervanging van de kozijnen met vensterglas die in de 19e eeuw waren aangebracht; de koorruimte zou daardoor ongetwijfeld in allure toenemen!

De opdracht voor het ontwerp van 3 gebrandschilderde ramen -die qua onderwerp verband moesten houden met het karakter van het koor- ging naar de Friese kunstenaar Cor Reisma.

Het middelste raam stelt de rouwstatie voor ter gelegenheid van de bijzetting van stadhouder Willem Frederik. Centraal zien we de baar, getorst door een groot aantal dragers. De baar is gesierd met zijn wapen (het hangt in het koor direct links van het Oranjepoortje) en wordt gevolgd door de drager van de kroon en een geharnaste ruiter. Daarna volgen trompetters, voorafgegaan door vliegende vaandels.

Het raam links daarvan geeft weer het sneuvelen van stadhouder Ernst Casimir tijdens de belegering van Roermond op 8 juni 1632. Midden in het venster wordt voorgesteld dat de zojuist getroffen stadhouder door twee officieren wordt opgevangen. Op de achtergrond zien we een belegeringsscene: een kanon in een schans opgesteld en manoeuvrerend krijgsvolk.

De voorstelling van het raam ter rechterzijde van het midden betreft het jammerlijk verdrinken van stadhouder Johan Willem Friso bij de Moerdijk, 14 juli 1711. Bovenin het venster zien we de koets die van het schip dreigt af te glijden, één figuur weet zich nog daaraan vast te klampen. Johan Willem Friso heeft moeten loslaten en worstelt in het woelige water, de armen uitstrekkend, vergeefs naar houvast zoekend.

Het meest rechts geplaatste raam werd ontworpen door een andere Friese kunstenaar Dick Osinga. Zijn raam stelt voor "de herrijzenis van het Nederlandse Volk uit de laatste wereldoorlog en de wederopbouw, zoals die op alle terreinen plaatsvond, een en ander onder leiding van het Huis van Oranje".

Een aanvulling op de vier hierboven beschreven ramen kwam tijden de restauratie 1972 - 1978. Ter weerszijden van de door Cor Reisma gemaakte ramen bevonden zich twee dichtgezette vensternissen. Het was gewenst deze te openen in verband met licht inval en ruimte-werking. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg verklaarde zich met deze ingreep accoord, mits de te openen ramen werden voorzien van gebrandschilderd glas-in-lood dat qua kleurstelling en vormgeving moest aansluiten bij de vensters van 1948. Dankzij een buitengewone royale schenking van de Ottema Kingma Stichting te Leeuwarden kon dit gerealiseerd worden. De opdracht werd uitgevoerd door Jos de Ridder uit Haarlem.

Het raam links is het "Willem Lodewijk-raam". Centraal staat Willem Lodewijk te paard, in de onderste panelen vinden we links het wapen van Willem Lodewijk en rechts dat van zijn echtgenote, Anna van Oranje. Daarboven het zegel van de Franeker Hogeschool, geflankeerd door de wapens van Franeker en Groningen (Willem Lodewijk had zich in beide steden ingezet voor de stichting van de Hogescholen). Dat de theologische studie een van de meest prominente aan de hogescholen was wordt gesymboliseerd door de Alfa en Omega tekens. De moederfiguur met kind op de arm verwijst naar "wie de jeugd heeft, heeft de toekomst", daarnaast zien we een mannelijke figuur die de Prinsenvlag zwaait, symbool van de aanhankelijkheid van de bevolking. Boven de figuur van Willem Lodewijk staan verwijzingen naar zijn militaire carrière: twee officieren die een stafkaart bestuderen en daarachter optrekkend krijgsvolk. Helemaal bovenin het raam zien we de residentie van Willen Lodewijk in Leeuwarden afgebeeld, het Stadhouderlijk Hof.

Rechts is het "Marijke Muoi-raam" geplaatst. Marijke Muoi (tante Marijke) was de bijnaam (waaruit een grote genegenheid sprak) van de Leeuwarder bevolking voor Maria Louise van Hessen Kassel, douarière van de hierboven genoemde Johan Willem Friso. Omdat het wapen van Maria Louise al in het raam links ervan is opgenomen vinden we hier onderin het wapen van haar ouders. Marijke Muoi is afgebeeld in het midden, ze heeft haar koets even verlaten om lekkers aan de toegestroomde kinderen uit te delen. (Het verhaal gaat dat het escorte van tientallen kinderen haar wel eens teveel werd, ze stak dan haar hoofd uit de koets en zei tegen de kinderen dat ze gauw naar huis moesten gaan want hun moeders had de pannekoeken warm: "Berntsjes, gauw nei hûs ta gean, jimme Mem bakt strou!"). De aanhankelijkheid van de bevolking wordt voorgesteld door de man die uitbundig de Oranje-Blanje-Bleu vlag zwaait. Bovenin het raam de afbeelding van het Princessehof, dat ze tot haar dood in 1765 bewoonde. Daarbij duidt de ondergaande zon erop dat zij de laatste van de Friese stadhouderlijke familie was die in Leeuwarden hof hield.